Dumpplaatsen

27 oktober 2018 - Qebele, Azerbeidzjan

Het is druilerig weer, voor het eerst sinds Batumi. De zeiljacks worden opgediept uit de koffer en we gaan de joodse wijk van Quba verkennen. Via het sfeervolle Nizami-park met beelden van kogelstootsters en tennisspelers dalen we af naar de diepuitgesneden rivier. De joodse wijk ligt aan de overkant en lijkt uitgestorven. De enkeling die op straat is begroet ons met ‘sjaloom’. Het is sabbat en een op haar paasbest geklede vrouw beent met modderspatten op haar panty’s voor ons uit. De huizen zijn versierd met duiven van zink en gedroogde olijftakken. De oude synagoge is fraai gerestaureerd en er is ook een variant voor dagelijks gebruik. We zien dat de oevers van de rivier Qudiyalcay, die we in Xinaliq hebben zien ontspringen,  gebruikt worden als dumpplaats van huisafval. Nadat we in ons appartement Lavazza-koffie hebben gedronken (koffie is elders niet verkrijgbaar), bezoeken we het genocide-museum van Quba.  Bij graafwerkzaamheden voor een stadion stuitte men in 2007 toevallig op een massagraf aan de oever van de Qudiyalcay. De moordenaars, denkelijk Armeniërs omdat zij de chaos van de ondergang van het Ottomaanse Rijk en het opkomend bolsjevisme in 1918 aangrepen om een flink aantal pogroms tegen de gehate islamitische Azerbeidzjanen uit te voeren, gingen er waarschijnlijk van uit dat de rivier de sporen wel zou uitwissen. Ilham Aliyev, de zoon van Haydar, ziet zijn kans schoon om een kontrapunt te zetten tegen het genocide-museum van de Armeniërs in Yerevan. Op een plaquette in het ontvangstgebouw vermeldt hij vol piëteit wat het complex gekost heeft. De gedenkplek zelf bestaat uit 2 betonnen piramide-vormige gebouwen op een veld met geometrisch gerangschikte zwarte kubussen en appelbomen. We kregen een audioguide en 2 medewerkers mee. We weten inmiddels niet beter omdat je ook in winkels altijd geschaduwd wordt door personeel. De audioguide gaat meteen uit omdat hij uiterst tendentieus omgaat met de geschiedenis (pure oorlogshitserij richting de huidige strijd om Nagorno Karabach) maar de medewerkers laten zich niet zo makkelijk afschudden. Als ze achter ons ballorig lachen, terwijl wij de teksten over de pogroms proberen te ontcijferen, vraagt Patrick: ‘What are you laughing about?’  Terwijl we afdalen in de gangen met foto’s zien we qua opzet een enorme gelijkenis met het genocide-museum in Yerevan. Zijn die arme Armeniërs die in 1915 het slachtoffer werden van systematische Turkse pogroms in 1920 zelf als beesten te keer gegaan tegen de Azerbeidzjanen? Er lijkt overtuigend bewijs voor te worden geleverd. Deze plek zou een waardige gedenkplaats moeten zijn voor de op beestachtige wijze vermoorde slachtoffers, maar het doel lijkt vooral de haat jegens de Armeniërs, de bezetters van Nagorno Karabach, levend te houden.